BOTSINGEN

Bas Aardema

Anoesjka wilde persé geen cornflakes en Iwan zat uit z'n neus te peuteren. André kreeg een spoedtelefoontje. Het was geen gezellig ontbijt vond Suzan. Ze was blij toen André de kinderen in de auto had. Ze verwacht hem elk ogenblik terug. Nu de kinderen wat groter zijn hebben ze geen assistente meer. Zij bereidt het spreekuur voor. Ze licht dossiermappen uit de archiefkast. Mannen zijn blauw, vrouwen zijn roze. André komt binnen.

'Die gele pen Suzan, die is toch van Anoesjka?' vraagt hij.

'Ja. Hoezo?'

'Iwan beweerde dat zij de pen van hem gejat had'.

'Dus dat werd weer een drama op de achterbank?'

'Ja. Stelletje klieren'.

Suzan schenkt zichzelf een kop koffie in.

'De kaarten liggen klaar' zegt ze.

'Wat hebben we vandaag?'

'Van Drimmelen voor een routinecontrole, Mevrouw Haarsma komt voor haar knie, één van de meisjes van Van Doornik wilde niet zeggen waarvoor ze kwam'

'De pil' zegt André.

'Waarschijnlijk. Van Zanten zit met z'n suiker. Mevrouw de Haan wil weten wat de specialist schrijft. Annie van der Jacht komt voor een depotinjectie. Dan zitten we op tien uur'.

'Oké. De rest spreken we dan wel door. Ik neem deze kaarten mee goed?'

'Prima'.

André Bol loopt langs de wachtkamer naar zijn spreekkamer. Er zit nog niemand. Hij neemt plaats achter zijn bureau. Hij masseert zijn slapen. De nacht was zenuwslopend. Drie maal stond hij op het punt Suzan wakker te schudden en het haar te vertellen. Maar op die kritieke momenten kon hij toch de moed niet opbrengen. Hij voelt zich een verliezer. Hij weet dat het zo niet door kan gaan. Hij moet praten maar hij weet niet wanneer. Hij probeert zich te concentreren op z'n werk. Van Drimmelen, Van Drimmelen. Hij weet het al. Ergens tussen de vijfenveertig en de vijftig. Werkt bij de ABN-bank. Iets administratiefs. Lichte CARA, verder zo gezond als een vis. Het dossier van Van Drimmelen is alleen aan de buitenkant beschreven. Typisch het dossier van een lichte klant. André Bol heeft een hekel aan routinecontroles. De mensen komen voor een soort garantiebewijs vindt hij en garanties zijn in zijn vak niet te geven, dat weet hij uit ervaring.

'Ik kom voor de jaarlijkse APK-keuring dokter'. Van Drimmelen staat in de deuropening. De vergelijking tussen het lichaam en een auto is vooral bij mannen van middelbare leeftijd populair weet André Bol.

'Ik ben geen garagehouder, meneer van Drimmelen'.

Van Drimmelen is even van zijn stuk gebracht. Hij wil graag grappig zijn, vooral bij de dokter, maar het lukt niet altijd. André krijgt een klamme hand van hem. Hij is zenuwachtig denkt André.

'U komt voor een routinecontrole?'

'Ja dokter. Het is weer een jaar geleden hè? en je wilt toch een soort zekerheid. Ik heb wel's zitten denken: bij de tandarts krijg je halfjaarlijks een oproep, dat zou ook iets zijn voor de huisartspraktijk. Kijk, ik denk er elk jaar aan maar er zijn er genoeg die het vergeten. Da's toch een gevaar voor de volksgezondheid. Kijk, in derde wereldlanden'

André's hoofd staat niet naar een discussie over gezondheidszorg. hij kapt hem af.

'Persoonlijk voel ik niet veel voor een oproepsysteem maar misschien kunnen we daar later nog's over praten. Op dit moment wil ik graag weten of u het afgelopen jaar ook bijzondere klachten heeft gehad?'.

'Nee dokter nee. Een beetje pieperig op de borst 's nachts maar dat heb ik al jaren. Dan neem ik een pufje en dan is het over'.

André stelt een aantal routinevragen over kortademigheid, dikke benen, pijn op de borst, over de ontlasting en het plassen maar Van Drimmelen heeft geen klachten.

'Zal ik m'n overhemd maar even uit doen dokter?'

'Ja graag'.

André luistert met de stethoscoop naar hart en longen. Hij vindt geen afwijkingen.

'Kleedt u zich maar weer aan. Alles is normaal, niets verontrustends'.

'Dus ik kan er weer een jaar tegenaan dokter?'

'Komt u over een jaar maar weer terug, tenzij u eerder klachten heeft'.

'Natuurlijk dokter'.

'Verder nog iets?'

'Ja dokter. Ik heb een nieuw medicijn voor de rikketik'. Hij glundert.

'Nieuw medicijn?'

'Ja, ik jog elke avond zes kilometer. Nu al een half jaar. Ik vertrek bij mijn huis, dan de rijksstraatweg op, naar Wirdum en dan weer terug'.

'Zo, zo'.

'Vermoeiend hoor, maar ik zet door'.

'Ik heb er niks op tegen'.

André staat op.

'Heeft dokter trouwens een nieuwe auto?'

'Ja. Weer een Alfa Romeo'.

'Maar wel een honderdvijfenveertig zag ik!'

'Inderdaad'.

Ze geven elkaar een hand.

'Tot ziens Van Drimmelen'.

'Tot ziens dokter'.

Suzan heeft net de kinderen naar bed gebracht. Meestal doet André dat maar hij heeft avonddienst en moest weg naar een vrouw met een mogelijk hartinfarct in Wirdum. Suzan moet vanavond naar de bestuursvergadering van de plattelandsvrouwen. Zometeen komt de oppas.

    Nu Iwan en Anoesjka beiden op de basisschool zitten draait Suzan mee in de praktijk. Daar is ze heel tevreden mee. Toch maakt ze zich zorgen. Ze vindt André stil de laatste tijd, minder vrolijk. Hij heeft minder aandacht voor de kinderen en slaapt ontzettend slecht. Hij heeft iets schuws over zich, iets schichtigs. Tot haar verbazing wilde hij afgelopen zondag weer niet met haar vrijen. Ze heeft geen idee wat er aan de hand kan zijn. Natuurlijk, ze zitten overdag steeds op elkaar's lip maar ze vindt de samenwerking best harmonieus. Blijft over haar uithuizigheid 's avonds. Sinds Iwan uit de luiers is is ze mee gaan draaien in het rijke verenigingsleven van Mirden. De plattelandsvrouwen, de volksuniversiteit, de kaartclub, het dammen en de tekencursus nemen gauw drie à vier avonden per week in beslag. Maar ook dit is volgens haar geen probleem: André klaagt er nooit over en ze hebben een vaste oppas. Ik kom er in m'n eentje niet uit denkt Suzan, wij moeten eens heel goed praten want zo kan het niet langer.

    Ze hoort het grint op de oprijlaan. Hennie tikt even op het raam. Suzan loopt naar de voordeur en doet open.

'Hai' zegt ze.

'Hallo' zegt Hennie.

Suzan laat de oppas binnen. De hal ruikt in één klap naar parfum. Hennie trekt haar overjas uit. Ze draagt een wollen jurkje.

'De kinderen liggen er al in' zegt Suzan.

'Fijn. Is de dokter er ook?'

'Kan elk moment terugkomen'.

'Fijn'.

Zoiets zeg je toch niet denkt Suzan, fijn. Ineens heeft ze een vreselijke ingeving: Het zal toch niet waar zijn, denkt ze, heeft deze Hennie van tweeëntwintig een verhouding met mijn man?

André Bol is onderweg naar huis. Hij rijdt door de kleine nieuwbouwwijk van Wirdum. Zijn patiënte is per ambulance afgevoerd naar Sneek. André is moe. Hij hoopt dat de semafoon zich koest houdt. Zijn vriend Christiaan woont aan de rand van Wirdum. Het is verleidelijk daar aan te wippen. Maar André is bang dat een bezoekje de situatie alleen maar ingewikkelder maakt. Hij rijdt de dijk op. Hij passeert het bord "einde van alle verboden" en trekt op tot tachtig kilometer per uur. In de dijkwoning van Christiaan brandt licht. Hij ontwaart zijn lange gestalte in de woonkamer en kijkt er lang naar. Even verderop klimt een jogger over de dijk. André kijkt weer voor zich. Hij trapt uit volle macht op de rem. Er zit een donkere gestalte gevangen in het licht van de koplampen. De man draait zich een kwartslag en steekt de armen voor zich uit in een

poging zich te beschermen tegen de aanstormende auto. Deze komt piepend tot stilstand. Er past één hand tussen de bumper van de auto en de schenen van de jogger. Zijn handen slaan op de motorkap, zijn ogen zijn groot van schrik. Het is uitgerekend Van Drimmelen, de patiënt van vanochtend. André stapt snel uit.

'Van Drimmelen, alles goed?'

'Dokter! Bent u het? Ja, alles is nog heel'.

'Gelukkig'.

'Zag u mij niet?'

'Te laat. Ik keek of Christiaan de Weert thuis was'.

'Juist ja'.

'Wilt u een lift naar Mirden?'

'Ik lag goed op schema maar het plezier is er een beetje af nu. Bovendien heb ik altijd al 's in een Alfa Romeo honderdvijfenveertig willen rijden'.

'Stap maar in'.

Ze rijden weg.

'Heeft u echt niks?'

'Alleen een beetje geschrokken dokter'.

In de drie kilometer naar Mirden heeft Van Drimmelen het over de remweg van de de Alfa Romeo honderdvijfenveertig, over opvallende jog-kleding, over het oproepsysteem voor de huisartspraktijk en over de twijfelachtige reputatie van De Weert. André is blij dat hij hem af kan zetten. Hij rijdt door naar zijn huis.

    Hennie zit naar "All you need is love" te kijken. Ze schenkt hem een kop thee in. Na de thee gaat André voorzichtig bij de slapende kinderen kijken. Iwan heeft z'n pyjamajasje weer eens uitgetrokken, Anoesjka ligt onrustig te woelen. Hij wil haar niet wakker maken en verlaat op z'n tenen de kinderkamer. Beneden vraagt Hennie:

'Heeft dokter zin in een potje yahtzee?'

'Wanneer leer je nou 's dat ik André heet?'

'Ik vind André zo raar klinken voor een dokter'.

'Het is anders een doodgewone naam'.

'Nou goed dan dokter. André, heb je zin in een potje yahtzee?' 'Ja, waarom niet'.

Onder het yahtzeeën zijn er drie telefoontjes van patiënten maar André hoeft niet op pad. Na het spelletje gaat Hennie weer TV kijken. Hij gaat de krant lezen. Na de voorpagina verschuift zijn aandacht naar een voorval uit z'n studententijd. De laatste weken dringt de herinnering aan dit incident zich steeds vaker op. Het dilemma van toen is het dilemma van nu. Om Hennie niets te laten merken doet hij alsof hij leest. Hij slaat zelfs af en toe een bladzij om. André weet dat zijn leven scharnierde om dit ene punt in de tijd.

    Hij was vijfentwintig. Drie jaar eerder had hij Suzan leren kennen. Drie jaar later trouwde hij met haar. Het is nu vijftien jaar geleden. Er was een feestje van de roeivereniging. Suzan zei:

'Je bent verliefd op die jongen'.

'Niet waar'.

'Je danst met hem'.

'Ja'.

'Jullie raken elkaar steeds aan'.

'Nou steeds'.

'Ik zie het in je ogen dat je verliefd bent'.

'Dan zie je meer dan ik'.

'Jij ziet je eigen ogen niet'.

'Dat kan ik niet ontkennen'.

'Ik ben jaloers André'.

'Zullen wij dansen?'

'Neem me niet in de maling'.

'Ik meen het'.

'Ik dans niet met je als je me niet ziet staan'.

'Je ziet spoken'.

'Luister wat ik voorstel'.

'Ik luister'.

'Ik ga nu naar huis en dan zullen we zien wat er gebeurt'.

'Geloof je werkelijk dat Frits en ik in elkaar's armen belanden?'

'Ja en voor mijn part vrijen jullie de hele nacht met elkaar maar morgen moet het over zijn. Anders is het uit tussen ons'.

'Je meent het hè?'

'Ik hoop dat je morgen bij me komt en eerlijk tegen me bent'.

'Tegen jou kun je niet liegen'.

'Probeer niet met me te slijmen André, daar ben ik helemaal niet voor in de stemming. Ik ga nu'.

Alles gebeurde zoals Suzan voorspeld had. André en Frits vreeën de hele nacht. Hij durfde Suzan niet onder ogen te komen. Een dag lang liep hij met een verscheurd gevoel rond. Hij moest kiezen tussen liefde en verliefdheid maar elke keuze betekende een amputatie van gevoel. Tegen de avond maakte hij het uit met Frits. Hij schaamde zich opnieuw, nu tegenover Frits. Soms verwijt hij zichzelf nog dat hij destijds koos voor veiligheid. Ook al heeft hij er een gezin met leuke kinderen aan te danken en een goed lopende praktijk.

    Hennie zegt:

'Dokter, André, heb je zin om het journaal te zien?'

'Jawel'.

Ze kijken. Suzan komt thuis en pikt nog het laatste restje van het journaal mee. Ze laat Hennie uit en gaat naar boven. Als André even later naast haar kruipt is ze tot zijn opluchting al in slaap gevallen.

Christiaan de Weert heeft net het avondeten op. Hij is aan het afwassen. André belde zoëven. Christiaan denkt dat André ergens mee zit want meestal komt hij onaangekondigd. Hij verwacht hem binnen een half uur.

    Christiaan werkt als accountant voor de fiscale recherche. Overdag baant hij zich een weg door de boeken van mogelijk frauderende bedrijven. Zijn werk levert de fiscus een veelvoud van zijn salaris op. Toch is Christiaan tevreden over zijn verdiensten. In een paar jaar tijd heeft hij ruim driekwart van de hypotheek op deze dijkwoning af kunnen lossen. Christiaan's loopbaan begon in het onderwijs. In het zuiden van het land gaf hij les. Eerst op een lagere school, later op een middelbare school. Hij kwam er openlijk voor uit dat hij homosexueel was. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Hij kreeg moeilijkheden met het schoolbestuur en werd ontslagen. Hij volgde een accountantopleiding en vestigde zich zo ver mogelijk uit de buurt van het katholieke zuiden. Hij hoopte dat een woning buiten de bebouwde kom zijn privacy zou garanderen. Toch roddelt het dorp over bezoekjes van vrienden. Hij adviseert André altijd zijn auto iets verderop neer te zetten. Zo'n advies zou hij vroeger nooit gegeven hebben maar hij is voorzichtiger geworden.

André is op weg naar Christiaan met het gevoel dat Brutus gehad moet hebben toen hij Caesar ging vermoorden. Hij heeft zich voorgenomen dat de relatie over moet zijn voor het eind van de avond. Dit keer wil hij Suzan een stap voor zijn. Ze mag niet in zijn ogen lezen dat hij verliefd is op Christiaan. In de laatste nacht heeft hij zijn beslissing genomen. Hij kan niet ten eeuwigen dage van twee walletjes blijven eten, maar hij zal het missen: de klassieke muziekfragmenten, de computerspelletjes, de discussies over wetenschap, de miniconcerten van Christiaan op z'n fagot en de sex met hem, opwindender dan het vrijen met Suzan.

    Hij parkeert z'n auto op een onverlichte plek op de dijk. Hij loopt met lood in de schoenen de honderdvijftig meter naar de dijkwoning. Hij belt aan. Christiaan doet open. In de hal kussen ze elkaar. Christiaan heeft de koffie klaar staan in de huiskamer. Hij sluit de gordijnen.

'Mag ik raden waarvoor je komt?' vraagt hij.

'Jawel'. André gaat zitten.

'Suzan vermoedt iets'.

'Nee, niet dat wij iets hebben'.

'Maar je komt niet zomaar wel?'

'Nee. Er is een reden'.

'Vertel het maar'. Ook Christiaan neemt plaats.

'Ik moet het inleiden'.

'Dat klinkt ernstig'.

'Ik ben ook ernstig. Ik moet je dit vertellen: Ik leef de laatste tijd onder hoogspanning. Ik moet steeds

beducht zijn op het gevaar voor ontdekking. Suzan mag het niet weten, het dorp mag het niet weten. In m'n werk betrap ik me erop dat m'n gedachten afdwalen naar jou. Ik schijn weinig oog te hebben voor de kinderen. Ik slaap beroerd de laatste tijd. Suzan begint me te wantrouwen'.

'Als deze dingen speelden, waarom gaf je mij dan de indruk dat je gelukkig was?'.

'Ik loop niet te koop met m'n moeilijkheden. De eerste weken was ik echt wel gelukkig'.

'Maar nu niet meer?'

'Nee. Nu leef ik op een vulkaan. Ik moet me steeds in tweeën splitsen en dat hou ik niet langer vol'.

Hij wil me dumpen denkt Christiaan ontzet maar hij geeft zich niet zomaar gewonnen. Hij zegt:

'Al die geheimzinnigheid breekt je op'.

'Moet ik het dorp laten weten dat ik met een man vrij?'

'Nee, maar je kunt wel Suzan in vertrouwen nemen'.

'Lijkt me geen goed idee.'

'Ik ken een getrouwd stel. De man heeft al jaren een vriend. De vrouw ziet het niet als een bedreiging. Ze hebben kinderen, net als jullie'.

'Christiaan, dit is onmogelijk'.

'Sommige vrouwen zijn alleen jaloers op andere vrouwen, niet op andere mannen'.

'Je hoeft mij niet te vertellen hoe Suzan in elkaar zit'.

'Jij weet niet eens hoe je zelf in elkaar zit' mompelt Christiaan zacht.

'Wat zeg je?'

Dat je een namaak-flikker bent denkt Christiaan.

'Niets'.

Christiaan heeft al zijn ledematen dubbelgevouwen. Zo past hij precies in de grote fauteuil. André kan het hoge woord nu niet over zijn lippen krijgen en Christiaan vraagt er niet naar. Ze zwijgen. Christiaan verzint een tactiek. Hij wil André niet kwijt. Hij heeft zo langzamerhand genoeg van vriendschappen voor één nacht. Met André kan hij over serieuze onderwerpen praten en ze delen de liefde voor klassieke muziek. De verplichte geheimhouding is natuurlijk wel een groot nadeel. In de omgeving van Wirdum wandelen of uitgaan met z'n tweeën is er niet bij. Maar vrijen met André vergoedt veel.

'Wil je nog koffie?' zegt Christiaan.

'Ja graag'.

Christiaan staat op en schenkt koffie in. Hij zet de vier jaargetijden van Vivaldi op en neuriet mee. André verzamelt moed.

'Christiaan?'

'Ja?'

'Ik heb alleen nog maar een inleiding gehouden'.

'Ik weet al wat er komt'.

'O?'

'Je wilt me vertellen dat je een namaak-flikker bent'.

'Een wat?'

'Een namaak-flikker. Iemand die als puntje bij paaltje komt toch kiest voor z'n vrouw'.

'Ik ben geen namaak-flikker, ik ben bisexueel'. André is kwaad.

'Bewijs me dat je bisexueel bent'.

'Verdomme, dit is een zijspoor. Ik wilde je zeggen dat het uit is tussen ons'.

'Je bent geen eens een namaak-flikker, je bent een doodgewone hetero'.

'Ik ben bisexueel'.

'Bewijs het'.

'Hoe?'

'Moet je dat vragen?'

Christiaan gaat uitdagend voor hem staan. André aarzelt even. Dan knoopt hij het overhemd van Christiaan open. Hij wil de vernedering ongedaan maken. Hij trekt de broekriem uit de lusjes, maakt de schoenveters los en ritst de broek open. Christiaan stapt uit z'n broek en onderbroek en herhaalt de handelingen die André bij hem deed. Met achterlating van hun kleren gaan ze naar de slaapkamer.

Van Drimmelen jogt over het fietspad van Mirden naar Wirdum. Gisteren werd hij nog bijna omver gereden, nu ligt hij voor op z'n snelste schema. Hij is tevreden over zijn prestaties ook al kent hij jongere knapen die

dezelfde route in de helft van de tijd lopen. Hij weet: bewegen is gezond. De laatste etappe naar Wirdum ligt langs de dijk. Hij loopt in de luwte en ziet boven zich de autolichten passeren. Plotseling hoort hij een zware klap gevolgd door glasgerinkel. Een botsing flitst het door hem heen. Hij beklimt de dijk. Dichtbij zijn keerpunt staan twee auto's tegen elkaar aan. Het is een kop-staart-botsing. Hij snelt er naar toe. In de achterste auto, een blauwe Opel Vectra, zit een vrouw met een bloedende hoofdwond. De voorste auto, die op een parkeerplek staat, is leeg. Het is een rode Alfa Romeo honderdvijfenveertig.

'De auto van de dokter' mompelt Van Drimmelen verrast. De vrouw draait haar raampje open.

'Help me' zegt ze zacht.

'Er is een dokter in de buurt mevrouw, hou vol'.

Van Drimmelen rent de dijk af. Hij nadert de dijkwoning van Christiaan de Weert. Vreemd, denkt hij, er brandt alleen licht in de slaapkamer. Desondanks belt hij aan. Het duurt lang voor Christiaan de Weert open doet. Hij draagt een badjas. O, hij is ziek denkt Van Drimmelen.

'Goedenavond, bent u een patiënt van dokter Bol?'

'Nee'.

'Is dokter Bol bij u?'

'Nee. Hoezo?'

'Er is een ongeluk gebeurd bovenop de dijk. Er is een gewonde en de auto van dokter Bol is erbij betrokken'.

Christiaan schrikt.

'Moment' zegt hij. Hij loopt naar de woonkamer, pakt de dubbele set kleren en loopt via de gang naar de slaapkamer. Van Drimmelen kijkt verbaasd naar de vier broekspijpen. Hij hoort gedempt praten in de slaapkamer. Hij is er dus wel! denkt hij. Hij trekt zijn conclusies. André Bol komt slordig gekleed bij de voordeur.

'Van Drimmelen, u weer!'

'Ja dokter. Een botsing op de dijk. Uw auto staat op een donkere plek. Er is iemand bovenop gevlogen'.

'Gewonden?'

'Een vrouw. Ze heeft bloed aan haar hoofd'.

'Zal ik de politie bellen?' vraagt Christiaan.

'Ja' zegt André.

Van Drimmelen en André Bol gaan naar de gecrashte auto's. Van Drimmelen plaatst een gevarendriehoek, André Bol onderzoekt de vrouw. Ze heeft geen fracturen, geen nekklachten, geen buikklachten. Ze herinnert zich precies de riskante inhaalmanoeuvre van een tegenligger die haar dwong te remmen en uit te wijken. André concludeert dat ze geen hersenschudding heeft, alleen een gekneusde knie en een kleine hoofdwond. Hij haalt de dokterstas en een grote zaklamp uit de auto. Hij reinigt de wond en begint met hechten. Van Drimmelen houdt de zaklamp vast. De politie arriveert in een busje. Ze nemen een verklaring op van de vrouw, van van Drimmelen en van André. Ze noteren de kentekens, de verzekeringsgegevens en maken een situatieschets. André geeft de vrouw instructies voor de eerste nacht. Ze wordt in het politiebusje naar huis gebracht. Van Drimmelen en André staan op de plaats des onheils. Om discretie vragen is schuld bekennen denkt André. Dat doet hij dus niet. Hij vraagt:

'Wilt u weer een lift?'

'Nee. Na wat ik gezien heb niet' zegt Van Drimmelen.

Hij rent weg. André kijkt hem na. Hij ziet de witte schoenen in het donker verdwijnen.

'Daar gaat m'n reputatie' mompelt hij in zichzelf.

Hij bekijkt met de zaklamp de schade aan de Alfa. Het wordt een hele klus om alle deuken er weer uit te krijgen. De hele achterkant ligt in de kreukels. Christiaan komt aansjokken in een oude regenjas.

'Is het nog uit?' vraagt hij.

'Ja, het is uit' zegt André.

'Die botsing is een straf van de goden'. Christiaan loopt langzaam terug.

Suzan zit achter een portje. Ze heeft zich voorgenomen niet weer in slaap te vallen voordat ze André gesproken heeft. Ze weet niet hoe lang André bij zijn computervriend Christiaan blijft maar ze heeft geduld. Ze vindt dat ze haar vrije avond goed besteed heeft. Ze heeft lang getelefoneerd met een vriendin in het westen, uitgebreid de krant gelezen, TV gekeken en ze is begonnen aan een sjaal voor Anoesjka. Ze vond André kribbig vandaag. Hij haalde twee patiënten door elkaar en gaf haar de schuld. De wallen onder zijn

ogen zijn ondertussen bijna blauw. Verder onderbrak hij een enig verhaal van Iwan over de hut die hij aan het bouwen was met wat vriendjes en vriendinnetjes. Voor Suzan is de maat nu echt vol. Ze neemt een slokje van de port en hoort het grint op de oprijlaan. Daar zul je hem hebben denkt ze. Ze hoort een portier dicht slaan en pakt vast een glaasje uit de kast voor André. Hij is mooi op tijd vindt ze. Ze is zowaar een tikje nerveus. André komt de huiskamer binnen.

'Hai' zegt hij.

'Hai'.

'De achterkant van de Alfa zit in de poeier Suzan'.

'Wat?'

'Er is iemand bovenop gevlogen'.

'Waar?'

'Op de dijk bij Christiaan'.

'Niemand gewond?'

'Nee. Niet ernstig tenminste'.

'Zat jij erin?'

'Nee'.

'O, gelukkig'.

'Je hebt port zie ik'.

'Ja, ja. Ik schenk even in'.

''t Is maar een auto zullen we maar denken'.

'Wel net nieuw'.

'Ik krijg het wel vergoed'.

'Je moet hem morgen maar wegbrengen'.

'Ja'.

André en Suzan gaan zitten.

'Je bent mooi op tijd terug'.

'Na de botsing was de lol eraf'.

Ze nippen van hun drankjes.

'André?'

'Ja?'

'Wij moeten eens heel goed praten'.

'Ja?'

'Ja. Je bent mij een verklaring schuldig'.

'Waarvoor?'

Suzan legt omstandig uit welke eigenaardigheden ze de laatste tijd heeft opgemerkt. André is verrast door haar scherpe kijk op zijn gedrag. Hij doet geen poging haar verwijten te weerleggen.

'Kortom' zegt Suzan 'wat is er aan de hand?'

'Ik zoek een manier om dat duidelijk te maken'.

'Je kunt toch gewoon eerlijk zijn?'

'Herinner je je Frits nog?'

Suzan heeft aan een half woord genoeg. André is verliefd op een man, niet op een vrouw.

'Je hebt iets met een man'.

'Ik had iets met een man. Vanavond heb ik het uitgemaakt'.

'Christiaan?'

'Christiaan' zegt André zacht.

'Schoft!'

André voelt weer de dubbele schaamte: Suzan en Christiaan, hij heeft ze beiden bedrogen. Suzan haar gezicht staat strak. Ze zegt:

'Hoe lang heb je me met die Christiaan belazerd?'

'Dik drie maanden'.

'En met andere vriendjes?'

'Die waren er niet'.

'En ik maar denken dat jullie dol op computers waren'.

'Dat waren we ook'.

'En de sex, hoe was de sex?'

André antwoordt niet.

'Dit is vernederend voor me, zo vernederend' zegt Suzan.

'Wat ik voor Christiaan voelde staat los van mijn liefde voor jou'.

'Vrome praatjes'.

'Waarom denk je dat ik het uitgemaakt heb?'

'Om je carrière te redden'.

'Suzan!'.

'Moet ik je ook nog dankbaar zijn of zo?'

'Ik wilde ons huwelijk niet langer op het spel zetten'.

'Daar kom je dan laat achter. Ik weet niet of ik dit pik'.

Ze zijn lang stil. Suzan wil alleen zijn. Ze stuurt André weg. Het zit haar dwars dat André niet zelf over z'n verhouding begonnen is. Ze is jaloers. Ze voelt zich bedrogen. Ze huilt langdurig en drinkt veel port. Daarna ziet ze een lichtpuntje: een affaire met een vrouw had ze veel bedreigender gevonden. Na het gedoe met Frits had ze gehoopt dat André's bisexualiteit als sneeuw voor de zon verdwenen was. Achteraf bezien was dat een naïeve gedachte. Dat ze de oppas verdacht vindt ze ronduit lachwekkend, die arme Hennie.

    André en Suzan slapen apart. Dit keer doen ze beiden geen oog dicht. Hij mag me nooit meer bedriegen vindt Suzan. Toch wil ze hem in de toekomst nemen zoals hij is.

De volgende dag loopt de samenwerking tussen Suzan en André stroever dan anders. Ze loopt onder het spreekuur expres de spreekkamer binnen met vraagjes over recepten en uitslagen. Ze weet dat André daar een hekel aan heeft. Toch is ze opgelucht dat er nu een verklaring is voor André's gedrag. Ook André is blij dat hij eindelijk zijn kaarten op tafel heeft gelegd. Hij durft niet uit te vallen tegen Suzan ook al weet hij dat ze hem pest. Tussen de patiënten door denkt hij aan Van Drimmelen. Hij wedt dat hij z'n mond voorbij zal praten. Hij hoopt dat alles met een sisser afloopt. Als het spreekuur afgelopen is blijft André even achter zijn bureau zitten. Hij heeft het beeld voor ogen van Christiaan in regenjas. Hij voelt medelijden en vraagt zich af of dat hypocriet is. Hij gelooft van niet.

    Suzan haalt de kinderen op van school. André dekt de tafel voor de middagboterham. Het drietal komt binnen.

'Ik schaam me rot voor die auto' zegt Anoesjka.

'Ik breng hem vanmiddag naar de garage, dan krijgen we een ruilauto' zegt André.

'Mag ik mee?' vraagt Iwan.

'Nee Iwan, papa moet meteen door naar patiënten' zegt Suzan.

'Ik wil zo graag zien hoe ze de deuken eruit halen' zegt Iwan.

'Het kan niet' zegt André.

'Papa, ben jij een vieze flikker?' vraagt Iwan.

André beheerst zich. Suzan is geschokt.

'Nee. Hoe kom je er bij?' zegt André.

'Tonnie van Leeuwen zei dat' zegt Iwan.

'Je moet niet alles geloven wat andere kinderen zeggen' zegt André.

'Een flikker is toch een man die hele vieze dingen doet met andere mannen?' vraagt Anoesjka.

'Nee' zegt André 'Een flikker is een man die met andere man vrijt'.

'Flikker is een scheldwoord' zegt Suzan 'Eigenlijk moet je zeggen: homosexueel'.

'Honosexueel?' vraagt Iwan.

'Homosexueel!' zegt Anoesjka.

'O' zegt Iwan.

Suzan en André eten stil verder. Anoesjka vertelt iets over gym. Iwan wil vanmiddag weer naar de hut. Als het eten op is neemt Suzan André apart.

'Hoe is het mogelijk dat een klasgenootje van Iwan jou uitmaakt voor flikker?' vraagt ze.

André biecht op dat Christiaan en hij min of meer betrapt zijn door Van Drimmelen. Hij vermoedt dat dat nieuws als een lopend vuurtje door het dorp gaat.

'Het is wel fraai zeg' zegt Suzan 'een heuse rel'.

André wipt doelloos van de ene voet op de andere.

'Breng nu maar snel de auto naar de garage, dan ben je op tijd om visites te rijden' zegt Suzan.

'Goed'.

Suzan loopt met André mee naar buiten. Ze heeft haar tasje nog in de auto liggen.

'Verdomme!' roept André.

Er is een enorme roze driehoek op de voorruit gespoten. Op het raam van de spreekkamer staat in dezelfde verf: "VUILE FLIKKER". Suzan is opnieuw geschokt.

'Wat een smeerlapperij' zegt ze. Ze gaat het huis in en komt met aceton en een poetsdoek weer naar buiten. André trekt haar de doek uit handen en begint driftig over het spreekkamerraam te vegen. De verse verf laat zich vrij makkelijk verwijderen. Al poetsend vraagt hij:

'Die Van Drimmelen werkt toch op de ABN-bank?'

'Ja. Hoezo?'

'Ik ga hem nu bellen'

'Zou je dat wel doen?'

'Hij moet weten wat voor klootzak hij is. Als hij z'n mond had gehouden was dit allemaal nooit gebeurd. Hij krijgt vandaag nog z'n medisch dossier in de bus. Hij zoekt maar een andere huisarts'.

Suzan neemt de poetsdoek over en gaat verder met de autoruit. André gaat naar binnen om zijn telefoontje af te werken. Als hij terugkomt is het autoraam schoon. Hij stapt in en scheurt weg naar de garage.

André is klaar met de huisbezoeken. Hij rijdt in zijn ruilauto het erf op. Binnen treft hij Suzan. Ze oogt gespannen.

'Er hebben zes mensen gebeld die onmiddellijke een andere huisarts nemen' vertelt Suzan.

'Dat soort mensen ben ik liever kwijt dan rijk' zegt André grimmig.

'Mevrouw van de Engel was er ook bij'.

'Die van de schilderzaak?

'Ja. Ze adviseerde me ook nog van jou te scheiden'.

'Wel ja'.

'Ze zei het iets netter maar het kwam er op neer dat ze had horen zeggen dat Christiaan jou neukte in de woonkamer met de gordijnen open'

'Toe maar'.

'Uw man is een beest voegde ze er aan toe. Ik'

Ze verstijven. Ze horen glasgerinkel en een zware doffe klap. Het lawaai komt uit de spreekkamer. Ze nemen poolshoogte. Er is een baksteen door het raam gevlogen. Het donkerrode ding ligt onder de onderzoeksbank. André schuift de luxaflex opzij maar er is niemand meer te bekennen. Suzan loopt naar de onderzoeksbank. Ze leest in één oogopslag het briefje dat aan de steen vastzit. Ze wil het papiertje verfrommelen maar André is haar voor. Hij leest:

"André Bol

bezeert

het hol

van De Weert"

'Gooi het weg' zegt Suzan.

Ze horen:

'Mama!'

Het is Anoesjka. Ze gaan naar de keuken. Anoesjka brengt verslag uit van haar middag.

'Erna en Marjan zeiden ook al dat papa een flikker is'.

'En wat zei jij toen? vraagt Suzan.

'Ik zei: m'n vader is geen flikker. Hij is homosexueel. Daar hadden ze niet van terug'.

André krijgt niet de tijd Anoesjka beter voor te lichten. Iwan stormt de oprijlaan op. Hij huilt met hoge uithalen. Suzan vangt hem op bij de buitendeur.

'Iwan'.

Hij begint nog harder te huilen.

'Wat is er jochie?'

Ze licht zijn broekspijpen op. Zijn benen zijn vuurrood. Iwan tilt z'n trui en hempdje op. Het buikje en de rug zijn ook helmaal vurig.

'Heb je misschien in de brandnetels gelegen?' vraagt André.

Iwan schudt het hoofd.

'De grote kinderen hebben me ingewreven' zegt Iwan.

'Met brandnetels??' vraagt Suzan.

Hij knikt. André haalt een verkoelende lotion.

'Waarom in hemelsnaam? vraagt Suzan.

'Omdat, omdat, omdat ik een flikkerjong ben' zegt Iwan tussen de uithalen door.

De familie Bol heeft het avondeten op. Iwan en Anoesjka zijn stil voor hun doen. Suzan zegt ook niet veel. Ze moet straks naar de kaartclub. Ze ziet er erg tegen op.

'Nou zit ik nog steeds met dat dossier van Van Drimmelen' zegt André.

'Dat zou je toch bij hem door de bus doen?' zegt Suzan.

'Ik heb een beter idee' zegt André.

Hij kijkt op 'n horloge. Hij weet: op Van Drimmelen kun je je klok gelijk zetten. Hij heeft nog een klein half uur. Hij richt zich tot de kinderen.

'Kunnen jullie de lelijkste tekening maken die je ooit gemaakt hebt?'

'Hè??' zeggen Anoesjka en Iwan in koor.

'Lelijke vieze kleuren, hele akelige krassen en strepen, gore vlekken erop, kunnen jullie dat?'

'Jawel' zegt Iwan.

'Ik denk het wel' zegt Anoesjka.

'Het komt allemaal terecht in de blauwe map van Van Drimmelen' zegt André.

'Wie is dat?' vraagt Anoesjka.

'Een vijand van papa' zegt André.

Iwan pakt de tekenspullen.

'Ook zin om mee te doen Suzan?' vraagt André.

'Ja, ik ga me daar een beetje tekenen zeg' zegt Suzan.

André pakt een groot vel en schrijft er met koeieletters op: "KLIKSPAAN" . De kinderen sloven zich uit met vetkrijt, kleurpotloden en ballpoints. Suzan moet zich bedwingen om niet te lachen. André haalt het dossier op. Hij komt terug en zegt:

'Nog tien minuten'.

'Ik vind m'n tekening nog iets te mooi' zegt Anoesjka.

'Dan moet je snel een nieuwe maken' zegt André.

Ze knoeit als een bezetene verder.

'Die van jou is heel heel lelijk Iwan' zegt Suzan.

Hij glundert.

    De tekeningen zijn af. André stopt ze in de map en stapt in de auto.

In de verte verschijnen de witte schoenen van Van Drimmelen.

'Exact op tijd' mompelt André. Hij staat langs de kant van de rijksstraatweg tussen Mirden en Wirdum. Hij pakt de blauwe map uit de auto en gaat pontificaal op het fietspad staan. Hij roept:

'Van Drimmelen, uw medische gegevens'.

Van Drimmelen komt hijgend naderbij.

'Geeft u mij het dossier hier??'

'Dat ziet u toch?'

'Ik kan niet joggen met een dossier onder de arm'.

'Ik kan niet functioneren met een verklikker om me heen'.

André overhandigt de map. Van Drimmelen pakt het dossier aan en maakt schichtig rechtsomkeert.

    André draait de auto. Hij voelt alle vernederingen van deze dag: de roddelende burgerij, de scheldende kinderen, de driehoek op de Alfa, de baksteen door de ruit en Iwan en de brandnetels. Zou het moeilijk zijn, denkt hij, Van Drimmelen op het fietspad omver te rijden? Het zou makkelijk zijn, meent hij, te makkelijk. Hij schakelt over naar een hogere versnelling.